ST500 | Analoge sensoren – hoe worden ze aangesloten en geconfigureerd?

Er zijn veel sensoren (zoals druksensoren, flowsensoren, temperatuursensoren, enz.) die hun meetwaarden als analoog signaal uitgeven. De ST500-frequentieregelaar beschikt over twee analoge ingangen via de klemmen AI1 en AI2 ten opzichte van GND.

De regelaar accepteert de volgende signaaltypen op deze klemmen:

  • 0V tot +10V gelijkspanning
  • 0mA tot 20mA gelijkstroom

Om te kiezen tussen stroom- of spanningsmeting worden jumpers J3 (AI1) en J4 (AI2) gebruikt. Wanneer de jumper tussen pin 1&2 is geplaatst, wordt stroom gemeten. Bij 2&3 wordt spanning gemeten. Tot medio 2015 was spanningsmeting standaard voor AI1 en AI2. Sindsdien is stroommeting de fabrieksinstelling voor AI2.

De instellingen voor de analoge ingangen zijn te vinden onder de parameters F1.12F1.24. Hiermee kan het gedrag van de ingangssignalen op de regelfunctie worden afgestemd. Zo kan bijvoorbeeld een offset van 2V voor een 4–20mA-sensor worden ingesteld. Verdere afstellingen zijn mogelijk via F7.50, F7.51, F1.25, F1.31 en F1.32.

De signalen kunnen vervolgens – afhankelijk van de toepassing – worden gebruikt om de regelaar aan te sturen. Zo kan een ingangsspanning van 0–10V worden gebruikt om de gewenste frequentie te regelen.

In parameter F0.03 stel je de bron voor de gewenste frequentie in.
In parameter FA.01 stel je de bron voor koppelregeling in.

Tags: