ST500 | Frequentieregelaar als pompregelaar – Parameterlijst voor drukregeling

Opmerking: Ongewijzigde fabrieksinstellingen (behalve motorparameters) worden verondersteld.

Geprogrammeerde waarden

Parameter Waarde Functiebeschrijving
F0.03 8 PID-regeling
F0.11 4 4: Alle stuurbronnen (bedieningspaneel, stuurklemmen, interface)
F0.13 10 Versnellingstijd 1 – indien nodig aanpassen bij ingebruikname
F0.14 10 Remtijd 1 – indien nodig aanpassen bij ingebruikname
F1.16 2 Minimumspanning op AI2: 2V komt overeen met 4mA komt overeen met 0%
F1.42 1,00 Instelbereik van de draaischakelaar: 100 stappen van 0 tot 100%
of van 0,0 bar tot 10,0 bar
F1.44 0,00 Minimale waarde draaischakelaar op bedieningspaneel
F1.45 100,00 Maximale waarde draaischakelaar op bedieningspaneel
F6.16 d0.16 Weergave onderste displayregel:
d0.09 Spanning op AI1 na correctie via F1.16-F1.19
d0.16 PID-terugkoppeling geschaald met E2.04
F7.17 1 Achteruit-werking geblokkeerd
F7.46 20 Regelaar wordt pas weer actief als de PID-regelaar de pomp met >20Hz zou aansturen
F7.47 0 Wachttijd voor F7.46
F7.48 15 Regelaar gaat in slaapstand als de PID-regelaar de pomp langer dan F7.49 met <15Hz wil aansturen
F7.49 2 Wachttijd voor F7.48
FC.02 5 Startafwijking 5% van de gewenste waarde
E2.00 3 PID-setpoint: draaischakelaar op bedieningspaneel
E2.02 1 Terugkoppeling: analoog signaal 4..20mA op AI2
E2.04 10 Schaal voor weergave in d0.16: bij 100% wordt deze waarde weergegeven, overeenkomend met 10 bar
E2.06 2 PID-afwijkingsgrens
E2.27 1 PID-berekening gaat verder in stoptoestand
Y0.00 12 Uploaden van eerder ingestelde parameters in geheugenplaats 2 van het bedieningspaneel voor latere herstel (zie hieronder)

Cursief: Fabrieksinstelling, alleen ter illustratie vermeld

 

Motorparameters

Parameter Waarde 4kW Functiebeschrijving
B0.01 Nominaal motorvermogen in kW
B0.02 Nominale motorspanning in V
B0.03 Nominale motorstroom in A
B0.04 Nominale motorfrequentie in Hz
B0.05 Nominaal motortoerental in rpm – alleen ter weergave

Bij U/f-sturing is het invoeren van motorparameters niet verplicht, maar wordt aanbevolen om de motorbeveiligingsfuncties van de regelaar te activeren.

 

Bij problemen

Parameter Waarde Functiebeschrijving
Y0.00 22 Downloaden van ingestelde parameters uit geheugenplaats 2 van het bedieningspaneel

Voor een gedetailleerde uitleg van de afzonderlijke parameters raadpleeg de handleiding.

 

Aansluitschema

Sourcetronic ST500 Functiebeschrijving
R Netvoeding via hoofdschakelaar
S
T
PE
U Motor direct op de regelaar
V
W
PE
+24V Samen met COM voedingsbron, bijv. voor signaallamp (max. 200mA minus sensor)
Hier wordt de +Ub van de druksensor aangesloten
COM Gemeenschappelijke aansluiting voor digitale ingangen DI1-DI8
DI1 Aan: Start vooruit met ramp F0.13 in regelmodus; Uit: Remmen met ramp F0.14
GND Moet met COM worden verbonden om de 24V-voeding voor de sensor op de (normaal gescheiden) analoge ingang te kunnen gebruiken
AI2 Hier wordt de GND van de druksensor aangesloten
TC1 Relais 1: TC1 – TA1 gesloten bij een fout
Anders TC1 – TB1 gesloten
TA1
TB1
TC2 Relais 2: TC2-TA2 gesloten wanneer de regelaar actief is
Aansluitmogelijkheid voor bijv. bedrijfsindicator
TA2

 

Inbedrijfstelling

De aansluitingen R, S, T van de frequentieomvormer worden direct achter de hoofdschakelaar op het stroomnet aangesloten, de motor in ster op de aansluitingen U, V, W van de omvormer.
De druksensor wordt als volgt aangesloten:
+Ub aan klem 24V
GND aan klem AI2
Verder moet op de regelaar een brug van COM naar GND worden aangebracht.
De draaischakelaar heeft een basisresolutie van 0,01% per stap (zonder acceleratie). Bij instelling F1.42=1,00 zijn er dus precies 100 stappen van 0 tot 100%. Bij fabrieksinstelling 0,50 zijn dat 50 stappen. Met de parameters F1.44 en F1.45 kan het bereik indien nodig worden beperkt, bijvoorbeeld met F1.44=40,00 en F1.45=65,00 tot 40-65% overeenkomend met 4,0 tot 6,5 bar, nog steeds met hetzelfde aantal stappen.
De startschakelaar wordt aangesloten tussen DI1 en COM van de regelaar. Zodra de startschakelaar gesloten is of de startknop op het bedieningspaneel wordt ingedrukt, start de regelaar de PID-regeling. Als de startschakelaar wordt geopend of de stopknop op het paneel wordt ingedrukt, stopt de regelaar.
Relais 1 schakelt bij een fout van TB1/TC1 naar TA1/TC1.
Via relais 2 van de regelaar (TC2/TA2) kan bijvoorbeeld een bedrijfsindicator worden aangestuurd. Als hiervoor de interne 24V-bron wordt gebruikt, mogen lamp en druksensor samen niet meer dan 200mA gebruiken.
Als de doelfrequentie langer dan 2 seconden onder 15Hz blijft, gaat de regelaar in slaapstand. Zodra de doelfrequentie 20Hz overschrijdt en de afwijking van de gewenste waarde meer dan 5% is, gaat de regelaar weer verder. Afhankelijk van de dynamiek van het leidingsysteem kan het nodig zijn de instellingen voor FC.02, E2.06 en F7.46-49 aan te passen.
Als de pomp een minimale frequentie heeft opgegeven, moet deze voor F7.48 worden gebruikt en F7.46 dienovereenkomstig worden aangepast.

Tags: